IABR-2014-

Van aangeharkte stadsparkjes gaan we naar robuuste ruige natuurgebieden, een stadsgroen dat beter past bij de nieuwste trends.

'Urban by nature' wordt in de Internationale Architectuur Biennale Rotterdam benaderd met de vraag hoe stedelijk we van nature zijn. We wonen immers met steeds meer mensen in steden dus ergens zal het stadse wel in ons DNA zitten is de redenering. Ik zou het echter willen omdraaien en de vraag willen stellen hoe natuurlijk we zijn als stedelingen?

Als stedelingen zijn we gewend om alles naar onze hand te zetten. Toen we lang geleden nog buiten de stad woonden waren we vooral bezig ons aan te passen aan de omstandigheden zoals het weer en de seizoenen. We gebruikten de natuurlijke hulpbronnen die toevallig voorradig waren en verbouwden lokaal voedsel. Dit is wat het is en daar doen we het mee. In steden zorgen we er nu voor dat alles altijd voorradig is en dat de omstandigheden ons niet hinderen. Een dak boven ons hoofd tegen de regen en airco en verwarming om het klimaat zoveel mogelijk zelf te regelen. Op z’n hoogst werkt alleen een stevige storm of sneeuwbui ontregelend. Zelfs de smog in Beijing kun je als stedeling behendig ontwijken. Het is mogelijk om kilometers door de stad af te leggen door gebouwen, tunnels en onderdoorgangen zonder buiten te komen en gevaarlijke smog in te ademen.
En hetzelfde doen we met de natuur in de stad. Die passen we aan aan onze behoeften als stedelingen en het is bekend dat die nog wel eens wijzigen. Lang zijn we bezig geweest om de natuur veilig en bruikbaar te maken. Tot aan de huidige generatie strak ontworpen stadsparken met maaigazon, bomen en een enkele border met vaste tuinplanten. Maar er is een verandering gaande waarin de stedelijke natuur weer wat ruiger mag zijn omdat dat beter past bij de nieuwste trends.

Nieuwste trends
Een paar voorbeelden. Green Gym is een populaire vorm van fitness in Engeland waarbij mensen gewapend met snoeischaren en kruiwagens in het openbaar groen hun 'oefeningen' doen. Veel bukken om onkruid te wieden, de hoogste takken snoeien voor de triceps en de biceps en de kruiwagen is – hoe voller hoe beter – nuttig voor de squats. Onder leiding van een hovenier en een sportinstructeur gaan vele groepen zo het openbaar groen in.
Mud running is een andere stadsnatuurlijke bezigheid. Blijkbaar zijn we klaar met het hip joggen over een schone boulevard en moet het allemaal een stuk ruiger. Aangezien niet elke stad de beschikking heeft over een flink stuk duinen worden ook braakliggende hopen zand en hellingen gebruikt om tegenop te rennen voor de nodige extra weerstand. Deze korte krachtsexplosie past natuurlijk prima in het drukke stadse leven. De Speeldernis is de variant voor kinderen. Een stukje natuur in de stad helemaal gericht op buiten spelen met takken, zand en water. Iets wat veel kinderen niet meer van nature (kunnen) doen vanwege de stenige steden waarin ze wonen.

Touwbrug Staddijk

© Gerda Hendriks

Het toppunt van stedelijke inzet van natuur is wel de Japanse hype van cafés met dieren. Die met honden, katten of konijnen zijn nog te snappen uit de menselijke knuffelbehoefte die voor de kleinbehuisde Japanner meestal niet in de woonkamer past. Maar er zijn ook cafés waar je een uil een uurtje op tafel krijgt om te aaien, of een hagedis of ander exotisch dier. Natuur op schoot voor de prijs van een kopje koffie…

Jager en verzamelaar
We kunnen ook nog verder terug gaan in de tijd naar de jager en de verzamelaar. Is die nog ergens terug te vinden in het DNA van de moderne stadsbewoner? Jazeker, ook daarvan zijn verschillende voorbeelden.
Het verzamelaarsinstinct wordt weer helemaal aangewakkerd door de app Wildplukwijzer. Deze geeft voor veel steden aan waar eetbaar groen staat, van bramen tot notenbomen. Uiteraard speelt de commercie erop in want er worden diverse wildpluk excursies georganiseerd. Ook worden er op verschillende plekken voedselbossen aangelegd met struiken en bomen met vruchten, noten en bessen.
Jagen in de stad lijkt een stuk lastiger maar zoals de Keuken van het Ongewenst Dier laat zien, is er voldoende dierlijk eetbaars te vinden. De ongewenste Schiphol-gans verwerken zij tot kroket en wordt ook geleverd aan de Amsterdamse voedselbank. Het overschot aan Amsterdamse stadsduiven wordt regelmatig gevangen en verwerkt tot wildpaté en muskusrat is al jaren een lekkernij in Belgische restaurants. En voor de broodnodige variatie is er street fishing; in Rotterdam en Utrecht worden flinke baarzen gevangen, lekker met een botersaus.

Street fishing

© Gerda Hendriks

Deze manieren van stads jagen en verzamelen zorgen niet alleen voor een beter natuurlijk evenwicht tussen de soorten in de stad, maar zorgen er ook voor dat een groot mondiaal milieuprobleem wordt aangepakt. Namelijk de steeds dikker wordende stadsmens die vele hectares foot print over de hele wereld nodig heeft om te voorzien in zijn voedselbehoefte. En het idee van architect Donald Chong sluit daar naadloos bij aan: Vervang de grote koelkast met diepvries voor een aanmerkelijk kleiner exemplaar en mensen zijn genoodzaakt om boodschappen te doen in kleinere hoeveelheden. Aangezien de auto in de stad een lastig bezit is, zal men dit vaker gezond lopend of op de fiets gaan doen. En kleinere hoeveelheden leiden dan ook nog tot minder voedsel weggooien.

Robuuste stadsnatuur
Wat betekent dit alles nu voor de stad en hoe stad en natuur er in de toekomst uit zien? Het stedelijk groen van de toekomst bestaat volgens mij niet meer uit de strak aangeharkte parkjes van nu waarin je gestuurd wordt in je activiteiten (hier mag je zitten, daar mag je picknicken en verderop mag je voetballen). Nee, het stadsgroen bestaat uit robuuste ruige natuurgebieden, slingerend door de stad en wordt beheerd door Green Gym deelnemers, plaagdierjagers, street fishers en voedselverzamelaars. Om te voorkomen dat het een ondoordringbare jungle wordt zijn er mud runners en kinderen die door hun activiteiten plekken open maken voor nieuwe aanwas. En als je wil uitrusten ga je niet meer naar het oer-Hollandse pannenkoekenhuis maar naar een café en bestel je koffie met uil. Hoezo kloof tussen stad en natuur?

Veroniek Bezemer