IABR-2014-

Een van de grootste struikelblokken in het denken over urbaniteit is dat we nog altijd vastzitten in dualistische denkschema’s. Hier de stad, daar het platteland; hier cultuur, daar natuur; hier subject, daar object.

Een waarachtige stap voorwaarts in het stedenbouwkundige denken en doen is echter alleen te zetten door over zulke dualiteiten heen te stappen. Wie daarvoor de moed kan opbrengen, wordt beloond met een blik in een urbaan universum dat niet langer geschoeid is op de leest van de mens tegenover de natuur (oppositie), maar dat stedenbouw zelf doorgrondt als een natuurlijk samenspel (coalitie).
Dat klinkt aanvankelijk als louter woordenspel. De stad als natuur of het stedelijk weefsel als een extensie van de organische natuur: wat is daarmee gezegd? Punt is dat een eenzijdige menselijke visie op de relatie stad/natuur, de blik op de stad als natuurverschijnsel vertroebelt. Zoals een houtsnijdende ecologie slechts mogelijk is door afstand te nemen van het klinische vijandbeeld van de natuur, zo is een duurzame urbaniteit slechts te bereiken door stad en natuur vanuit één beweging te denken en te vormen.

De urbane praktijk zet zich nog teveel af van de natuur. Cultuur en stedenbouw worden nog vaak gezien als domeinen die we op de natuur veroveren. Wat natuur is, moet cultuur worden: die reflex is te doorbreken. De toekomst is aan een stedenbouw die de natuur op alle mogelijke manieren – van haarvaten tot ruggengraat tot tussenliggende texturen – accepteert als leermeesteres: natura magistra urbis, de natuur als meesteres van het stadsontwerp.

Sphinxpark Maastricht

Om te beginnen zijn daarvoor diverse perverse koppelingen te doorbreken. Natuurcompensatie bijvoorbeeld is niet langer te benaderen als een ‘goedmakertje’ achteraf; de stad zelf is te benaderen als integrale natuurrealisatie. De grondwaarde van urbane percelen ligt nog altijd hoger dan van agrarische of natuurlijke oppervlakken. Ook deze relatieve ‘waardeloosheid’ van natuur is te doorbreken. En er is de samenhang dat stedelingen voor het ervaren van natuur veelal de stad moeten verlaten: je moet moeite doen om er te komen: dageraad van een beweging die de natuur teruggeeft aan de stedeling.
Want wat als je altijd al in de natuur bent? (Wat strikt genomen ook in een asfaltjungle het geval is.) Voor ons ligt de uitdaging de stad te begrijpen als natuurgebeurtenis. Om van daaruit te komen tot steden als dragers van een wenselijke natuur die de anti-beelden van het asfaltoerwoud, de betonenclave en de steriele huisvesting langzaam maar zeker tot het verleden doen behoren.
Het teruggeven van de natuur aan de stad, of andersom, het verweven van de stad in de natuur (city naturalisation) is een kwestie van het accepteren, beleven en doorontwikkelen van de stad als natuurverschijnsel. Aan politici, bestuurders, natuurontwikkelaars en stedenbouwers de moed om koers te zetten op een planeet waar niet langer meer dan de helft van de bewoners in steden woont, maar waarop de volle honderd procent van de wereldbevolking zichzelf als natuur kan leren kennen door zich omringd te weten door (stedelijke) natuur. Dat dit visioen volstrekt utopisch is, doet niets af aan de noodzaak om de bestaande perverse koppelingen om te buigen in verse prikkels die zo’n nieuwe stedelijkheid stapje voor stapje dichterbij brengen. Nog is het niet te laat om van de blauwe planeet een groene wereld te maken. Met als inspiratiebron de film La Belle Verte van Coline Serreau -die verplichte kost zou moeten zijn voor iedere urban architect-, streefbeeld van een mensheid die mét en niet langer tégen de planeet geschiedenis schrijft. Zodanig dat de urbane kanker (Mumford) is te veranderen in de vitaliteit van een natuurlijke planetaire stedelijkheid. Hundertwasser forever! Waar blijft de Haussmann die onze steden voorziet van een structuur die de stad inbedt in het park, in plaats van andersom?

Hundertwasser forever

Als het inderdaad zo is dat cultuur en structuur zich in interactie ontvouwen (culture and structure follow each other), dan is de hoop te vestigen op micro-interventies die het zaad van een groene urbaniteit zaaien. Denk aan ringwegen en boulevards die veranderen in groene corridors waarin de mens weer direct contact met de aarde (klei, grond, mineralen) kan ervaren. Denk aan het onzichtbaar maken van mobiliteit, bijvoorbeeld door een systeem van ondergrondse wegen, spoorbanen en parkeergarages. Denk aan het terugbrengen van de voedselproductie naar de stad, aan herintroductie van vergeten gewassen, aan herwaardering van de genezende werking van voeding, aan steden als zichzelfvoorzienende organische entiteiten die hun patronen stroomlijnen met de jaargetijden. Denk aan de stad als een biotoop van onthaasting waarin de anonimiteit plaatsmaakt voor het gemeenschapsgevoel van cellulaire communities.
Het contact met de wildernis is cruciaal voor de vitaliteit van de samenleving. Ook daarom wordt wildernis-wonen de nieuwe norm en breken stedenbouwers voortaan standaard een lans voor de introductie van wilde habitats binnen de vervagende grenzen tussen stad en natuur.

​Sphinxpark Maastricht

Gaat het te ver om ook het visioen van de participatiesamenleving hierbij te betrekken? Als het recht op natuur een mensenrecht is, dan zijn omgevingen waarin mens en natuur ‘aan elkaar’ deelnemen niet minder dan de fysieke onderlegger van de veelgesproken participatiemaatschappij. De natuurstad in het bijzonder en de ommelanden in het algemeen als speelveld van participatie. Van sociale tuinen tot collectief gerunde stadsparken, van een toenemende emancipatie van dieren tot een versmelting van stads- en natuurontwikkeling, tot het volwaardig omvormen van de natuur als frame van de stedelijke praktijk, en de stad als ‘extended phenotype’ (Dawkins) van de mens als ‘zoön politikon’ (Aristoteles), het ‘sociale dier’... de denkbare gevolgen zijn eindeloos.
Samen vormen ze de bakermat van een participatiebeschaving – een begrip dat veel bestuurders en politici zelfs niet mondjesmaat in de mond durven te nemen. Maar waarmee wel de grootste belofte is benoemd: een perspectief waarin mensen, gemeenschappen en steden zich tot zichzelf bekennen als natuur of misschien zelfs een ‘next nature’. En ernaar handelen. Of, zoals Voltaire stelde als centrale missie van de mensheid: ‘Men moet zijn tuin onderhouden.’ De stad zelf is daarmee de belangrijkste en wildste boodschap aan haar bewoners, aan haar bezoekers en aan haar eigen toekomst.

Govert Derix, maart 2014