IABR-2014-

Twee-derde diversiteit en een-derde structuur is wat we nodig hebben
Met de natuur als inspiratie op zoek naar een ideale balans voor duurzame gebiedsontwikkeling.

Binnen de ruimtelijke ordening zien we een massaal geadopteerde tegenbeweging tegen traditionele planningsmethoden, uitgewerkte masterplannen en hiërarchische, verticale, top-down gestructureerde systemen. Als alternatief wordt gesproken over meer kleinschalige initiatieven, horizontale structuren, bottom-up initiatieven en de herwaardering van het lokale product. De confrontatie tussen deze benaderingen levert een waardevolle discussie op, maar schiet ook vaak zijn doel voorbij door uitsluiting van het tegenovergestelde (ook waardevolle) begrip. Van belang is het vinden van een juiste balans waardoor twee ogenschijnlijk tegenovergestelde werelden elkaar juist gaan versterken. Biomimicry kan hierbij een krachtige systematische en bovenal inspirerende manier van denken introduceren en houvast bieden voor duurzame gebiedsontwikkeling.

In een gebied zijn er op verschillende schaalniveaus stromen: informatie, energie, geld, wetenschap en kunde. Deze worden door sociale, virtuele en fysieke netwerken met elkaar verbonden en gestructureerd door onder andere de omgeving, regelgeving en diverse organisaties. Een gebied kan dan ook gezien worden als een zeer complex waardenetwerk en de praktijk om als professional sturing te geven aan dit netwerk is uitermate complex en weerbarstig.
Met deze blog introduceer ik een nieuw sturingsprincipe, gebaseerd op langdurig onderzoek naar wat ecosystemen duurzaam en veerkrachtig maakt. Door het maken van deze vergelijking is er sprake van biomimicry; een term gevormd door de samenvoeging van de Griekse woorden ‘bios’, dat leven betekent, en ‘mimesis’, dat imitatie betekent. Vrij vertaald is het een vorm van wetenschap waarbij met de natuur als inspiratie, op zoek wordt gegaan naar nieuwe uitvindingen, waarheden en wetmatigheden. In dit geval gaat het om bepaalde wetmatigheden over de structuur van ecosystemen die ook geldig blijken te zijn binnen economische systemen, thermodynamica en informatietheorie. Doordat deze wetmatigheden over de structuur losstaan van de inhoud, is deze kennis en bijbehorende netwerkbenadering ook bijzonder relevant voor stedelijke gebieden

Netwerken
Uit onderzoek naar duurzame ecosystemen is een gesofisticeerd model naar voren gekomen over hoe een netwerkstructuur de levensvatbaarheid van een ecosysteem op lange termijn beïnvloedt. Dit is gebaseerd op de verhouding tussen diversiteit/veerkracht en de mate van verbondenheid/efficiëntie. De studie leidde tot een conceptuele doorbraak. De optimale structuur van een complex systeem lijkt namelijk onafhankelijk te zijn van datgene dat in dit systeem verwerkt is: het kan gaan om biomassa in een ecosysteem, informatie in een biologisch systeem, elektronen in een elektriciteitsnetwerk en geld in een economisch systeem. Het onderzoek is te uitgebreid om hier diep op in te gaan, daarom beperken we ons tot de conclusie weergegeven in onderstaande figuur.

Duurzaamheid als functie van veerkracht en efficiëntie (bron: Sally J. Goerner, Bernard Lietaer, Robert E. Ulanowicz. Quantifying economic sustainability: Implications for free-enterprise theory policy and practice. Ecological Economics, p.76-81, 2009)

De horizontale as van de figuur loopt van links naar rechts van 0 tot 100 procent diversiteit en van 100 tot 0 procent verbondenheid. Dit figuur maakt inzichtelijk dat veerkracht en efficiëntie in wezen complementair zijn omdat meer efficiëntie automatisch de diversiteit en daarmee de veerkracht vermindert en omgekeerd betekent een grotere diversiteit wel meer veerkracht maar minder efficiëntie. De studie van ecosystemen laat merkwaardig genoeg een hele nauwe bandbreedte zien waarin alle duurzame (eco-)systemen zich bevinden. Dit wordt het levensvatbaarheidvenster genoemd. Zodra een ecosysteem door een opgetreden storing buiten dit venster treedt, zal het niet langer zelfstandig kunnen voortbestaan.

Balans
Opmerkelijk is dat bij de meest vitale (waarde-)netwerken een optimaal evenwicht is gevonden tussen twee ogenschijnlijke tegenpolen diversiteit en verbondenheid. Aan de asymmetrische vorm van de eerste figuur is te zien dat veerkracht/diversiteit belangrijker is dan efficiëntie/structuur en dat de verhouding tussen beide nagenoeg gelijk is aan 2:1. Om het basisprincipe te verduidelijken is in figuur 2 een zeer efficiënt ingericht netwerk, een gebalanceerd netwerk en een zeer ongestructureerd netwerk schematisch weergegeven. De wetenschappelijke onderbouwing vanuit ecosystemen vormt een doorbraak in een wereld waarin voornamelijk wordt gestreefd naar zoveel mogelijk efficiëntie en winstmaximalisatie. Het geeft namelijk aan dat dit streven vanuit een vitaliteit gedachte absoluut niet duurzaam is.

Een schematische weergave van de drie uiterste netwerken (bron: Emiel Westerhof)

Nieuwe planningsprincipes
De wetenschap van duurzame ecosystemen vormt een theoretische basis voor moderne plannings- en besluitvormingsprincipes. Als uitgangspunt kan genomen worden dat het gaat om 2/3 organisch en 1/3 planmatig; 2/3 bottom-up en 1/3 top-down; 2/3 horizontaal en 1/3 verticaal; 2/3 decentraal en 1/3 centraal; 2/3 lokaal en 1/3 globaal; etc. Op basis van de genoemde verhouding zal bijvoorbeeld een te ver doorgevoerde verschuiving van overheid naar individu, van top-down naar bottom-up en van verticaal naar horizontaal door een te grote diversiteit en een gemis aan structuur en verantwoordelijkheid niet functioneren.

Schaalniveaus
De genoemde verhouding vormt een manier om op verschillende schaalniveaus te kijken naar stedelijke gebieden. Deze blog wordt daarom afgesloten door op drie schaalniveaus en thema’s enkele voorbeelden te schetsen:

Regionale economie
Voor een regionale economie is het van belang om voortdurend een bepaalde balans en gelaagdheid na te streven. Een voorbeeld waar een gebrek aan diversiteit is gebleken is de mijnindustrie van Limburg. Lange tijd was het gehele economische systeem ingericht en gestoeld op deze mijnen. De gevolgen van het wegvallen van de mijnindustrie rond de jaren zestig zijn tot op de dag van vandaag groot omdat het economische systeem onvoldoende veerkracht in zich heeft om zich te herstellen. De regio Eindhoven is daarentegen een voorbeeld waar gebleken is dat wel voldoende veerkracht aanwezig is. Na het wegvallen van Philips omstreeks 1980 bleef een humuslaag van gespecialiseerde bedrijven over die uiteindelijk een nieuw economisch systeem hebben gevormd met ASML als meest bekende spin-off.

Stedelijke functiemenging
Door veranderende marktomstandigheden zien we op efficiënt ingerichte kantoorlocaties, bedrijventerreinen en perifere winkelgebieden de negatieve gevolgen van functiescheiding terug. Het optreden van een verandering of storing, zoals ‘het nieuwe werken’ en ‘internet winkelen’, zorgt voor leegstand en afwaardering. Het begrip vastgoed luchtbel is daarmee een feit geworden. De genoemde locaties zijn het gevolg van het maakbaarheidsdenken. Oftewel: de neiging om natuurlijke dynamiek, beweging en verandering (lees: diversiteit) in te dammen en te streven naar orde, voorspelbaarheid en onveranderlijkheid (lees: efficiëntie).

Het gebouw
Ook op een kleiner schaalniveau biedt de theorie enkele inzichten. Zo kwam ik de volgende quote tegen van stedenbouwkundige Joost van den Hoek: “De gebouwen op Iepenburg of IJburg kennen op korte termijn vanuit duurzaamheid in gebruik wellicht een efficiënte energieconsumptie en een goede afhandeling van het waterbergend vermogen. Op lange termijn valt te vrezen dat de gebrekkige diversiteit in programma en korrelgrootte, de slechte relatie tot de bestaande stad, gekoppeld aan een overwegend middelmatige projectontwikkelaar-architectuur, ervoor zorgen dat van een duurzame omgeving geen sprake is.” De mening over de architectuur is natuurlijk subjectief, maar in de uitspraak over duurzaamheid zit, bezien vanuit de beschreven theoretische benadering, zeker een kern van waarheid.

Ik daag u uit om de komende tijd de verhouding 2x diversiteit en 1x structuur mee te nemen in uw praktijk en ga naar aanleiding van uw bevindingen graag in gesprek om deze theorie meer handen en voeten te geven.

Emiel Westerhof

Emiel Westerhof MSC is werkzaam als conceptionist bij Concire in Rotterdam met als kerncompetentie het ontwikkelen van gebiedsconcepten. Vanuit Concire geeft Westerhof gastcolleges op de ASRE over dit onderwerp. Als achtergrond heeft hij de studie Real Estate Management & Development afgerond in Eindhoven.
ewesterhof@concire.nl